Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [12]Hij stak de gelijkenis ener hand uit, en nam mij bij [13]het haar mijns hoofds; en de [14]Geest [15]voerde mij op tussen de aarde en tussen den hemel, en bracht mij [16]in de gezichten Gods te Jeruzalem, tot de deur der poort van het binnenste [17][voorhof], dewelke ziet naar het noorden, alwaar de zitplaats was van [18]een beeld der [19]ijvering, dat [20]tot ijver verwekt. 12. Te weten welke gelijkenis en gedaante beschreven is in vs.2. 13. Of, haarlokken. 14. Dat is de Heilige Geest, die hem dit gezicht vertoonden. Zie boven hfdst.1 vs.12. 15. Dat is geschied in den geest, niet in het lichaam, door optrekking der zinnen en niet door verandering der plaatsen. Want de profeet verklaart zichzelven terstond, zeggende: In de gezichten Gods. Vergelijk onder hfdst.11 vs.24. 16. Te weten die God door zijn Geest in mijne zinnen wrocht. Alzo boven hfdst.1 vs.1, en onder hfdst.40 vs.2. 17. Dit woord is in den Hebreeuwsen tekst uitgedrukt, onder hfdst.10 vs.3. Zie van dit voorhof 1 Kon.6:36. Sommigen verstaan dit van het binnenste deel des groten voorhofs, anders genaamd het voorhof des volks; anderen van den ingang des groten voorhofs. 18. Men houdt dit beeld het beeld van Baal geweest te zijn, die Achaz een altaar opgericht had. 2 Kon.16:1, enz. hetwelk Hizkia daarna verstoord maar Manasse weder opgericht heeft; 2 Kon.21:3. Is daarna weder afgebroken van Josia, en herstel van Joahaz en zijne broeders. 19. Zo genaamd omdat de afgodendienst, daaraan van de Joden gedaan, God tot ijver verwekte, dat is vergramde en tergde, overmits de eer en de dienst, die zijn volk Hem alleen, als den enigen bruidegom deszelven schuldig was, dezen afgoden toegedragen werd. Zie Ex.20:5 en Lev.20:5. 20. Namelijk den Heere. Het is menselijkerwijze gesproken. Zie Deut.4:24.